Å·±¦ÓéÀÖ

Armoede Quotes

Quotes tagged as "armoede" Showing 1-8 of 8
Jaco Strydom
“Dis die droom van rykdom wat ons arm maak”
Jaco Strydom

Paul Theroux
“Tijdens een van mijn avondwandelingen belandde ik bij toeval in de Rua de Almeida Garrett (een zijstraat van Avenida Ho Chi Minh). Die was genoemd naar João Baptista da Silva Leitão de Almeida Garrett, een negentiende-eeuwse Portugese schrijver en politicus, die in de Verenigde Staten weinig gekend was, en in Angola nog minder. Ik kende hem alleen van een motto in een roman van José Saramago, een uitspraak die reuze toepasselijk was in Luanda: 'Ik vraag de economen en de moralisten of ze ooit wel eens hebben berekend hoeveel individuen veroordeeld moeten worden tot lijden, zwaar werk, demoralisatie, een ellendige jeugd, volstrekte onwetendheid, overweldigende rampspoed en de opperste armoede om één rijke man voort te brengen?”
Paul Theroux, The Last Train to Zona Verde: My Ultimate African Safari

Jean Pierre Van Rossem
“Factoren die de criminaliteit doen stijgen zijn de verminderde sociale controle, het aandeel van allochtonen in de bevolking, de sociale deprivatisering, armoede en werkloosheid.”
Jean Pierre Van Rossem

Jaco Strydom
“Toe sien ek, die ou tannie met die swak teologie wat drie weeskinders in haar plakkershuis inneem, doen meer as sewe goeie teoloë . . .”
Jaco Strydom, Alle sondaars welkom: Gedagtes oor God en die grense van mense

Jaco Strydom
“Die alternatief vir krummels-gooi vir die armes is nie om brode te gooi nie, maar om 'n maaltyd te deel.”
Jaco Strydom, Alle sondaars welkom: Gedagtes oor God en die grense van mense

Jaco Strydom
“Kom ons reël 'n braai, dan moan ons bietjie oor hoe sleg dit gaan in die nuwe Suid-Afrika.”
Jaco Strydom, Alle sondaars welkom: Gedagtes oor God en die grense van mense

Felix Timmermans
“Ga nu maar rap naar huis slapen,â€� zei Sinter-Klaas tot Ceciliatje, ‘we brengen seffens het schip....â€�
Het kind ging naar huis, maar 't sliep niet, en zat onder den schoorsteenmantel met het kussen op zijn armkens, naar de nederdaling van het schip te wachten. De maan zag juist in het arm-triestig plaatsken. Hé, wat zag Ceciliatje ineens!
Ginder op een blinkenden manestraal klabetterde het ezeltje omhoog, met op zijn rug Sinter-Klaas; en Zwarte Piet liet zich meeslijpen met den staart van 't ezeltje vast te houden. De maan ging open; een zacht groot licht viel in vonkelende regenboogkleuren over de besneeuwde wereld, Sinter-Klaas groette naar de aarde, trad binnen, en weer was het gewone groenmaneschijne nacht.
Ceciliatje meende te gaan weenen. Zwarte Piet of de goede Heilige hadden het schip niet gebracht. 't Lag niet op het kussen.
Maar zie! Wat geluk, het schip ‘de Congo� stond daar, daar in de koude assche, zonder kneus of berst, glanzend van zilver, en wel voor 7½ centen witten wat smorend uit zijn twee schouwpijpen! Hoe kon het zijn! Hoe was dat zoo stil gebeurd?....
Dat weet nu juist niemand, dat is de kundigheid en 't glanzend vernuft van Zwarte Piet, en dat leert hij aan niemand voort.”
Felix Timmermans, De Nood van Sinter-Klaas